tovenaar met lucht en mentor voor Van Gogh

J.H. Weissenbruch, Souvenir de Harlem, c. 1887, Kunstmuseum Den Haag

Jan Hendrik Weissenbruch (1824-1903) is één van de belangrijkste representanten van de Haagse School, de stroming in de Nederlandse schilderkunst die zich de tweede helft van de negentiende eeuw manifesteerde. Hoewel andere vertegenwoordigers zoals Mesdag, Jacob Israëls en de gebroeders Maris grotere vermaardheid genoten en nog steeds genieten, was Weissenbruch de schilder die ook en juist door de kunstbroeders zelf hoog werd aangeslagen.

Naar eigen verklaring schatplichtig aan Vermeer, Ruijsdael en Schelfhout was Weissenbruch een tovenaar die op zijn doeken, qua compositie dikwijls met een lage horizon, het werk vaak overliet aan de lucht – al dan niet in het water van sloot, plas of vaart weerspiegeld. Zijn composities waren even doordacht als eenvoudig. En hij vond poëzie in de eenvoudigste onderwerpen: een poldervaart met een verzakte steiger, een sober souterrain waar het licht magisch naar binnen valt, een ommuurde stadstuin met afgebrokkeld pleisterwerk waar het licht en de blauwe hemel stralend in worden weerkaatst. Als persoon was hij super vitaal, opgeruimd en bescheiden. Hij zei hier zelf over: “Een schilder moet rijkdom en armoe kennen, niet ineens het heertje zijn. Als je maar gezond en vrolijk bent. In Gouda heb ik studies gemaakt, terwijl ik op de straatstenen zat. Maar als men jong is, dan is alles zon.”

Aangrijpend sober

Het werk van Weissenbruch is direct te herkennen aan strakke compositie, eenvoud van onderwerp, en kleurgebruik. Met name in zijn vroegere werk is dat kleurgebruik onconventioneel fel. Later wordt het subtieler en krijgen de schilderijen en aquarellen een nog tijdlozer karakter. Zijn beste werk produceert hij pas als hij al lang en breed de 60 is gepasseerd. Kijk bijvoorbeeld naar ‘Souvenir de Harlem’. Een vissershaven in de schemering is vooral uit grijstinten opgebouwd. De boten zijn afgemeerd en verlaten. De enkele persoon die zich nog op de kade vertoont gaat al half op in de schemering, is op huis aan en zal zich snel te ruste begeven. Overal is kalmte en stilte. Het werk drukt tot rust gekomen energie uit, goed gesublimeerde melancholie, en gemoedsrust. Of zoals een kunstcriticus uit zijn tijd het verwoordde: “Hij wist het licht, het grijs in het oneindige te wisselen en zijn strandgezichten uit de latere jaren zijn dikwijls aangrijpend van verlatenheid, van grootse eenzaamheid.”

Van Gogh: protegé èn inspirator

Weissenbruch stond open en kritisch ten opzichte van het werk van hemzelf en van zijn vakgenoten, wat hem de bijnaam “Het zwaard zonder genade” opleverde. Maar als hij, zelf volleerd meester, een debutant waar hij talent in zag kon ondersteunen, dan liet hij dat niet na. Zo zag hij als één van de eersten de begaafdheid van de jonge, nog maar net gestarte Vincent van Gogh: “Hij teekent verdomd goed, ik zou naar zijn studies kunnen werken.” Het schijnt dat Van Gogh zich door de aanmoediging van Weissenbruch in beslissende mate gesterkt heeft gevoeld om zijn nog maar amper gebaande eigen pad te vervolgen. Een bereidheid tot ondersteuning van talent èn een in bescheidenheid gewortelde instelling om als meester levenslang verder te leren, als het zo te pas komt ook van een getalenteerde beginneling: dat is een instelling waar we allemaal een voorbeeld aan kunnen nemen.

Samen met zijn niet aflatende werklust leidde deze kwaliteit tot een grote productie van steeds mooier werk, dat gestaag ook steeds meer erkenning vond buiten de directe collegiale kring. Weissenbruch’s oeuvre heeft vandaag, zo’n honderdtwintig jaar later, nog niets aan zeggingskracht ingeboet. Het Kunstmuseum in Den Haag herbergt een toonaangevende collectie; ook het Amsterdamse Rijksmuseum heeft een aantal fraaie werken in bezit.

  • Literatuur: Jos. De Gruyter, De Haagse School. 2 dln. Rotterdam: Lemniscaat, 1968-1969.