Het zojuist verschenen boek Blind Spot van Jon Clifton, CEO van het onderzoeksbureau Gallup, bevat zowel slecht als goed nieuws. Het slechte nieuws: wereldwijd voelen mensen zich ongelukkiger dan ooit. Ervaringen zoals stress, bezorgdheid, boosheid, verdriet en fysieke pijn vertonen wereldwijd al tien jaar een stijgende lijn en hebben recent nieuwe records bereikt, zonder enig zicht op een trendbreuk. Op het werk geeft minder dan dertig procent van alle werknemers aan, hun grootste talenten volledig te kunnen inzetten. Slechts twintig procent voelt zich in zijn of haar element. Minder dan tien procent geeft aan een geweldige baan te hebben. Tegelijkertijd staat ruim 60 procent onverschillig ten opzichte van de job; en bijna twintig procent voelt zich zelfs regelrecht miserabel op het werk.
Het goede nieuws? Het hoeft niet zo te zijn. Een minderheid van de ondernemingen (in de VS ongeveer een kwart van het totaal) zorgt volgens het eigen personeel zeer goed voor het welzijn van haar employees. Bij die organisaties kan het percentage florerende werknemers oplopen tot boven de zeventig, oftewel meer dan drie keer het gemiddelde. En dat vertaalt zich in allerlei mooie dingen bij diezelfde werknemers: veel hogere trouw aan het bedrijf, tot vijf keer sterker ambassadeurschap voor de onderneming als potentiële werkgever – èn zeventig procent minder kans op een burn-out. Zoals altijd speelt de direct leidinggevende bij dit alles een sleutelrol. Een belangrijke vraag: krijgt die zelf de nodige support om deze rol te kunnen vervullen?